Andries Teuniszn Schilt lag, samen met zijn drie Werkendamse maten, in de keet te slapen toen de vier andere bewoners, mannen uit De Werken, aangeschoten terug kwamen. Ze waren nog lang niet moe en met veel lawaai begonnen ze het vuur op te stoken en luidkeels te zingen. Andries Schilt riep de mannen toe zich rustig te houden, konden ze geen rekening houden met de slapenden? Deze opmerking schoot Joost Pauwels in het verkeerde keelgat “Man als ge courage (moed) hebt komt ge Uw bed uit” riep hij Andries toe.

Andries was inmiddels spinnijdig, sprong zijn bed uit, nam een riek die tegen de muur stond en stormde op de verbouwereerde Joost Pauwels af. Arie Crijnen, een van de andere herriemakers, zag kans de riek af te pakken en kon zo erger voorkomen. Het was anno 1662.

 

Op zich niets bijzonders. Acht mannen in een keet met elkaar overhoop liggend, ware het niet dat uit de verklaring, die de mannen over dit voorval afgelegd hebben, bleek dat zij zich op dat moment ophielden in een keet bij de bedijkingswerkzaamheden in Wieldrecht. Het is het eerste schriftelijke bewijsstuk dat mannen uit Werkendam en De Werken zich bezig hielden met waterbouwwerken elders in het land.

 

Het oudst bekende werk dat door een Werkendamse aannemer werd uitgevoerd is tot nu toe de Swaenegatsekade op ‘t eiland van Feijenoord in 1719. Hierna is het niet moeilijk meer bewijzen te vinden voor de rol van de aannemerij in de Werkendamse samenleving. Lange lijsten van grote en kleine werken, al dan niet in combinatie met elkaar, zijn samen te stellen. Uit een akte van 1741 bleek al de samenwerking tussen de aannemers uit Werkendam en Sliedrecht. Het was de tijd van grote werken in Den Helder en Goedereede. Werkendammers waren overal nadrukkelijk aanwezig. Alleen al in Den Helder zat vele decennia achtereen een groep van ca. 50 mannen gedurende de periode van mei tot en met oktober. Daarna kwam men naar huis en was in de winter werkzaam in de grienden.

 

Rond 1660 was Werkendam nog een dorp waarvan de mannen zich hoofdzakelijk bezig hielden met vogelarij, visserij en griendteelt. Midden 1700 lagen de verhoudingen al heel anders. Ongeveer 35 % van de mannen werkte gedurende de maanden mei tot en met oktober elders in het land zonder tussendoor naar huis te komen. Daarnaast nam het vervaardigen van hoepels en het transporteren van de hoepels en rijshout een belangrijke tweede plaats in. De afwezigheid van zoveel mannen gedurende minstens 5 maanden per jaar was van invloed op het leven in het dorp. Onderzoek wijst uit dat tussen 1750 en 1810 de meeste kinderen geboren werden in de maanden september, oktober en december. De meeste huwelijken werden gesloten in april. Ook officiële handelingen zoals transporten van huizen gebeurden hoofdzakelijk in de winterperiode. Werkendam kreeg de veelzeggende  bijnaam “de Vrouwenhemel”.

 

Een samenwerkingsverband van 8 aannemers uit Ameide, Werkendam en Sliedrecht in de “Compagnie Van Tienhoven” neemt grote delen van het werk aan voor de werken rond ‘t Sloe, de aanleg van Feijenoord, het graven van het Noordhollands kanaal, het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Merwede. Ook verplaatste men zijn blikveld meer naar het buitenland. In 1830 waren Pieter Verdoorn (uitvoerder) en aannemer Huibert Verheij werkzaam in België. Familieleden van de Van Tienhovens zaten zelfs aan het begin van de 19e eeuw al met haven- en bagger werkzaamheden in Tunesië. Ook had deze familie als eerste particuliere onderneming een eigen stoombaggermolen in zijn bezit.

Veel mannen trokken in de 19e eeuw van werk naar werk met hun gezin in hun kielzog. Kinderen werden geboren in Velsen, IJmuiden, Rozenburg en Hoek van Holland maar ook in Suez, Shanghai, Rosario en Panama. Vrijwel altijd kwam men uiteindelijk toch weer in Werkendam terug. Tot op de dag van vandaag verdient een groot deel van de Werkendamse bevolking zijn brood als “buitenafwerker” in de kust- oever- en baggerwerken.