Naam: Willem de Koningh
Gedoopt: ?
Gehuwd: nee
Gage: fl 9,00 fl 24,00
Schip heenreis: Nieuwstad Getrouwigheid
Kamer: Hoorn Hoorn
Vertrokken: 11-12-1737 15-2-1746
Schip retour: Watervliet
Kamer: Hoorn
Aankomst: 1741
Overleden: 9-8-1767 Padang West Sumatra
In 1737 vertrokken minstens 22 jongens uit Gorinchem om hun geluk te beproeven bij de VOC. Willem de Koningh was één van hen en vertrok, als soldaat, in december 1737 met de Nieuwstad van de kamer Hoorn richting Batavia. Op 20 mei 1738 werd hij aangesteld als matroos aan de penne maar financieel bood dat geen enkel voordeel. Bij vertrek had hij een schuldbrief van fl 100,00, twee maanden gage in de hand gekregen en een kist gekocht voor fl 4,75 zodat aan de debetzijde van het grootboek een bedrag van fl 122,75 stond. Dankzij het feit dat de reis precies 14 maanden duurde en 14 x 9,00 = fl 126,00 opbracht, kon hij ontschepen met een positief saldo van fl 3,25. Het is niet duidelijk waar mee hij zijn geld verdient in de periode tussen zijn aankomst en het vertrek van de Watervliet op 14 januari 1641. Hij verdiende in die periode niets bij de VOC. Waarschijnlijk was hij geplaatst op een van de kaperschepen die wel in opdracht voor de VOC voeren maar bekostigd werden door vrijburgers. Hij hield bijna fl 80,00 over aan zijn reis.
Op 15 februari 1746 verliet Willem, met het gloednieuwe schip De Getrouwigheid onder schipper Herman Zoet voor de kamer Hoorn, opnieuw het land. Deze keer niet als soldaat maar als ziekentrooster. Aan boord waren 245 opvarenden en het zou bij aankomst op 8 november in Batavia nog 210 opvarende tellen. Willem had ook deze keer geld geleend. Driehonderd guldens betaalde de VOC tussen 1748 en 1751 terug aan Nicolaas du Moulin. Deze keer had hij ook een maandbrief getekend ten gunste van zijn moeder Maartje Hermans Koek en wel voor drie maanden per jaar. Op 22 september 1748 werd hierop fl 142,00 uitbetaald. Willem kwam aan land te werken in Pandang op Sumatra. In december 1749 werd hij vrijburger maar trad in augustus 1752 toch weer in dienst van de VOC. Alleen niet meer tegen het salaris dat hij in eerste instantie had verdiend. Zijn inkomsten gingen terug naar ca. fl 90,00 per jaar. In 1763 ging hij naar Bantam op Java. Daar laat hij een testament op maken, ziek in bed liggend maar zijn verstand nog wel bij elkaar hebbend en gebruikend.
Willem vertelt hoe hij zijn bezittingen verdeeld wil hebben: Voor de diaconie van de plaats waarin zijn sterfhuis zal staan 10 realen. Aan zijn twee broers Hermanus en Jan Dirck en zijn beide zusters Cornelia Maria en Johanna de Koning, allemaal wonende in Gorinchem alle roerende en onroerende goederen die hij daar heeft of nog zal krijgen. Als enige en universele erfgenaam benoemt hij zijn aangenomen zoontje David Hermanus van der Heijden. Mocht deze komen te overlijden voordat hij volwassen is dan moet zijn erfenis gaan naar Willem, Jan Dirksz en Catharina Wilhelmina van der Heijden als broers en zuster van voornoemde David, allemaal wonende in Padang op West Sumatra. De drie slaven die hij bezit, genaamd Damon, Felis en Aurora mogen niet verkocht worden maar moeten voor de jonge David blijven zorgen. Hij komt ook nog met een bekentenis. Bij zijn vertrek heeft hij zijn moeder Hendrica Hermens Koeck drie maanden van zijn salaris toegezegd maar de vrouw die hij noemde was niet zijn moeder maar zijn tante. Hiermee valt de aanname dat Willem gedoopt was op 13.5.1718 te Gorinchem in duigen. Deze Willem heeft ook de broers Hermanus en Jan en de zusjes Cornelia Maria en Jannetje, maar is wel de zoon van tante. Een zoektocht door de doop- en trouwregisters van Gorinchem heeft geen ander ouderpaar opgeleverd dat kinderen met de zelfde namen laat dopen in het zelfde tijdbestek. Mysterieus. Het verhaal is hiermee nog niet afgelopen. Willem blijft nog een paar jaar leven en stierf op 8 september 1767 in Padang waar hij in augustus 1766 naar toe terug gekeerd was. Op zijn rekening van de VOC staat op dat moment fl 1.503,40 ten gunste van hem open.
Het blijft lang stil. Heel lang. Ongetwijfeld zullen zijn broers en zussen in Nederland zijn erfdeel van eventuele erfenissen hier in Nederland uitbetaald hebben gekregen. Dit was geheel volgens zijn wens. Maar dan op 30 juni 1800, al vijf jaar naar de ondergang van de VOC krijgt de familie nog het geldbedrag van de VOC uitgekeerd van fl 1.503,40 ten gunste van al zijn Nederlandse erfgenamen. Waarom is niet duidelijk. Het zijn, ondanks de overeenkomst in de namen, allang niet meer de broers en zussen van Willem zelf die het geld in handen krijgen. Voor iemand die nog eens zijn tanden in een puzzel wil zetten, worden genoemd: Willem van Baseldijk als schoonzoon van Hermanus de Koningh, de Diaconie van Gorinchem als in alimentatie hebbende de kinderen van Matthewus Martini en Cornelia Maria de Koning, de regent van het vrouwenhuis voor gegeven alimentatie aan Johanna de Koningh, Hendrica de Koningh getrouwd met Jacob Smits en Sophia de Koning getrouwd met Barend Baes ( huwelijk in Zutphen 19.5.1799). Misschien ontrafelt het voortgaande onderzoek in het archief van Gorinchem ooit deze kluwen.
Bronnen:
· Regionaal Archief Gorinchem DTB
· NA 1.04.02.14423, 1.04.02.14437, 1.04.02.6888
· http://resources.huygens.knaw.nl/das
Copyright: V.C> Wikaart - Derkzen, maart 2020