In augustus 1653 verging de Sperwer op de kust van Korea. .Verrassend snel werd de bemanning als overleden beschouwd. Daardoor zouden nabestaanden snel in de gelegenheid moeten zijn geweest om het resterende bedrag aan gage op te vragen. Slechts van een aantal opvarenden is informatie terug gevonden. Misschien dat verder digitale ontsluiting van de archieven van de VOC ooit nog meer resultaten op zal leveren.
1654 05 20 Batavia aan Taiwan
..... Integendeel hebben wij met hartelijcke droeffheijt in VE, advijsen gelesen, dat het fluijtschip de Smient en het schoone jacht de Sperwer, 't eene op de reijse van hier naer Taijoan ende 't ander tusschen Formosa ende Japan nae alle apparentie door storm sullen wesen vergaen, te meer hier noch elders geen tael noch teecken daervan vernomen wert, daerbij de E Compe behalven de scheepen, ende 't verlies van sooveel onnoosele menschen een cappitael van f 110570: 11: 3 te missen comt, dat al een groote bresse inde Noortse winsten maeckt, en echter, dewijle van de hant des Heeren comt, niet als met gedult te versetten is. (Miss. Reg, Bat. aan Gouvr en Raad van Taiwan, ddo 20 mei 1654).
Anthony Ulderich
Geboren rond 1634 afkomstig uit Grieten.
Busschieter op de Sperwer. Woonde in Saijsing.
Vertrok in oktober 1668 met de Nieuwpoort van Japan naar Batavia. Vertrok in december 1669 vanuit Batavia naar Nederland en kwam daar in juli 1670 aan.
Claes Arentszn,
Geboren rond 1639 afkomstig uit Oostvoorne.
Scheepsjongen op de Sperwer. Woonde in Saijsing.
Vertrok in december 1669 vanuit Batavia naar Nederland en kwam daar in juli 1670 aan.
Mogelijk was hij de zoon van Arent Jacobszn de Ruyter of van Arent Arents Arckenbout uit Oostvoorne. Zij zijn de enige met de naam Arent die tussen 19-5-1628 en 15-11-1641 te herleiden zijn in de incomplete doopboeken van Oostvoorne.
Cornelis Dirckz,
Geboren rond 1633 afkomstig uit Amsterdam.
Bootsgezel op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia en kwam met de Vrijheid van Batavia naar Nederland. Hoorde bij de eerste groep vluchtelingen.
Vertrok uit Nederland in januari 1652 als matroos op de Walvis. Verdiende fl 8,00 per maand.
Tussen 1630 en 1635 zijn er 30 mannen geweest met de voornaam Dirck die een kind kregen met de voornaam Cornelis. In 1633 waren de bijbehorende patroniemen Jansz, Remmeszn, Diercxs, Arisz, Corneliszn
Gerrit Jansz.
Geboren rond 1634, afkomstig uit Rotterdam
Busschieter op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia en kwam met de Vrijheid van Batavia naar Nederland. Hoorde bij de eerste groep vluchtelingen.
Vertrok uit Nederland in maart 1648 met de Zeelandia als scheepsjongen.
Mogelijk identiek met Gerrit zoon van Jan Gerritse en Annetgen Dirckx, gedoopt 7-10-1635 te Overschie
Heindrick Heindrickx
Geboren voor 1621, afkomstig uit Rotterdam. Overleden voor 1656 in Korea (?).
Vertrok uit Nederland op 14 april 1647 met de Noordmunster van de kamer Zeeland. Hij was gehuwd met Grietgen Claesdr. Een Hendericht Henderickxen en Grietgen Claes zijn 6.6.1641 samen doopgetuigen bij de doop van Cornelis Wilmsz in Rotterdam. Op 4 september gingen in ondertrouw en op 18 september 1644 huwden in Rotterdam een Heijndericks Heijndericksen en Grietje Claes. Zij lieten op 12 februari 1645 een dochter Dircktgen dopen en op 5 november 1645 een zoon Ari. Op 21 mei 1656 kwam Grietgen Claesdr weduwe en boedelhoudster van Heindrick Heindricx, in 1647 vanuit Middelburg met het schip Noortmunster, uitgevaren naar Oost Indien en met het jacht de Sperwer omgekomen, bij de notaris .Als moeder van twee minderjarige kinderen machtigde zij Jacobmijntge Jans weduwe van Gijsbert Harmansz van der Graef, om bij de Bewindhebbers van de Oost Indische Compagnie te Middelburg de gage en andere tegoeden van haar overleden man in ontvangst te nemen.[i] Mogelijk heeft hij de schipbreuk overleefd en is zijn overlijden van latere datum.
[i] SAR ONA invnr.385 akte 51 blz 95 notaris Jacobus Delphius
Hendrick Jansz.
Afkomstig uit Amsterdam.
Opperstuurman op de Sperwer. Overleden ten gevolgen van een hongerstaking rond juni 1655 in Seoul.
Alias Nam Puksan
in de wetenschap dat ze nooit meer naar huis mochten en voor zover de omstandigheden het toelieten, waren de schipbreukelingen in staat een normaal leven te leiden in Seoul. Behalve als de afgezant van de keizer van China in de hoofdstad was om belasting te innen. De Koreanen waren er bang voor dat men van hun bestaan op de hoogte kwam. Korea, China en Japan hadden een overeenkomst gesloten om hun grenzen gesloten te houden voor andere buitenlanders. Mochten er onverhoopt toch binnendringen dan moesten ze op grond van de overeenkomst gedood worden. De “zuidelijke barbaren” waren met hun kennis over kanonnen, geweren en oorlogsvoering te waardevol voor de Koreanen. Tijdens het bezoek van de gezant, een paar maanden na hun aankomst in Seoul, werden ze allemaal uit de stad weggestuurd en verbannen naar het fort op de Namhan berg, twee en dertig kilometer ten zuiden van de stad. Veilig uit het zicht.
In de lente van 1655 kwam weer een gezant van de Chinese Keizer de belasting halen in Korea. De Koreaanse beambten waren minder bevreesd over een mogelijk incident, rond de schipbreukelingen. Hoewel onder huisarrest mochten ze deze keer in de stad blijven. De bewaker was echter laks en op 21 april toen de gezant de stad verliet, trokken Hendrik Janse van Amsterdam, en Hendrik Janse Bos van Haarlem onder hun Koreaanse kleding hun Hollandse kleding aan en slopen weg. Eenmaal buiten de stad verborgen ze zich in het kreupelhout vlakbij de Hongje brug, ten noordwesten van de stad. Vlakbij de plaats waar de Chinese gezant zijn ceremoniële kleren verwisselde voor zijn reiskleren.[i] Toen het konvooi dichtbij kwam, kwamen de mannen tevoorschijn. Ze grepen met een hand de teugels van het paard van de gezant en met de andere trokken ze hun Koreaanse kleren opzij om de Hollandse eronder te tonen. In wanhoop probeerden zij hun situatie uit te leggen in de veronderstelling dat de gezant hen uit hun uitzichtloze situatie kon bevrijden . De gezant die er niets van begreep en behoorlijk perplex was, beval ze hem vergezellen zou naar zijn pleisterplaats om de zaak grondig uit te zoeken
Volgens het verslag over de gebeurtenis van de Koreanen ging het er iets anders aan toe. De Koreanen waren overdonderd door de poging tot ontsnappen. Om er achter te komen wie van de mannen ontsnapt waren, riepen ze onmiddellijk de Zuidelijke Barbaren ter appel bijeen. Twee van hen, Nam Puksan en Nam Ian, verschenen niet. Uit het rapport dat ze ontvingen van de afgevaardigde die belast was met de afscheidsbegeleiding, hoorden ze dat, terwijl Puksan ontsnapt was in het konvooi, Ian weg gerend was. Onmiddellijk ging er een bevel uit met een detachering soldaten de heuvels te doorzoeken rondom de Chang'ui poort. Lang duurde hun speurtocht niet. De hoofdstraten binnen de muren werden ook afgespeurd. Ian werd onmiddellijk ontdekt op de Tongsumon weg door soldaten gedetacheerd bij het oostgarnizoen die hem oppakten. Hij werd in een schandblok gezet en onder strikte afzondering opgesloten in de gevangenis.
Met Hendrick Janse Bos, alias Nam Ian, veilig in hechtenis, wachten de Koreanen de terugkomst van zijn handlanger, Hendrick Janse van Amsterdam , alias Nam Puksan, af. De details van zijn terugkeer worden opzettelijk vaag gehouden in de rapporten van de koninklijke secretaris zoals we kunnen zien uit het volgende: Puksan kwam gisteren onder onze hoede gedurende het uur van de aap [15:00 - 16:00 uur] waarop wij we de dienstdoende generaal van het algemeen directoraat bevalen om hem achter slot en grendel te zetten en streng te laten bewaken.[ii]
Hierna komt de zaak niet meer voor in het archief van de koninklijke secretaris . De Shillok heeft ook nog een vermelding van de gebeurtenis. De notitie begint met de samenvatting over de achtergrond van de Hollanders en vervolgt dan:
... Toen de Ch'ing [Qing] afgezant kwam, legde een van hen, Nam Puksan, zijn klacht onmiddellijk voor aan de gezant op de grote weg, smekend om naar zijn eigen land teruggestuurd te worden. De Ch'ing gezant was erg gealarmeerd en droeg hem over aan dit land om tot nadere order vast gehouden te worden. Maar Puksan, zenuwachtig en somber, weigerde te eten tot hij stierf. Het hof was hierover erg verontrust maar de Ch'ing wonnen geen verdere inlichtingen in.
Er is verder geen enkele vermelding over de dood van Hendrick Janse Bos (Nam Ian). Hamel scheef in zijn verslag dat hij, ongeveer drie of vier maanden later, op hetzelfde moment over hun dood hoorde.
Na de ontsnappingspoging hing het leven van alle schipbreukelingen aan een zijden draadje. Ze werden nauwkeurig in de gaten gehouden en als de Chinese afgevaardigden er waren werden ze achter slot en grendel gehouden. Drie van de groep die heel goed Koreaans spraken, werden naar de zuidelijke kust gestuurd, onder voorwendsel dat ze als tolk moesten dienen na een schipbreuk van nog een schip. De echte reden was om de druk op te voeren bij de achterblijvers om zich goed te gedragen. Toen de volgende afgezant van de Chinezen kwam ontvingen de achterblijvers een brief van de drie. Daarin stond dat:”.... ende aldaer seer scherp bewaert worden, tot dien eijnde daer gesonden waren, dat bij aldien tartaersen Chain sulcx was ontdect geworden, ende ons had Comen opte eijsschen dat haer gouverneur alsdan soude schrijven dat sij na 't eijland vertrocken ende onderwegen gebleven, om haer alsoo te verduijsteren, ende In haer lant te houden.”
[i] Ledyard, Prof. G. The Dutch come to Korea pag 153 noot 3).
[ii] Ledyard pag. 61
Hendrick Jansz Bos
Gedoopt te Haarlem 8-12-1620 als zoon van Jan Bos en Jannetje Jans Stellingwerff. Overleden in gevangenschap in 1655 in Seoul.
Matroos op de Sperwer.
Alias Nam Ian.
Hendrick trouwde in Haarlem 21-11-1649 met Willemtge Jans. Het is onbekend met welk schip hij vertrok naar Oost-Indië. Er zijn tussen 11-1649 en 24-11-1652 25 schepen vertrokken vanuit Amsterdam. Van geen enkel schip is het journaal of zijn de bemanningsgegevens bewaard gebleven.
In het notarieel archief van Haarlem zit een kwitantie uit 1655 Haarlem. Willemtge Jans, huisvr. Hendrick Jans Bos, althans in Oost- Indie, neemt 50 gulden in ontvangst van Matheus Baeck weduwnaar van Trijntgen Jans van Stellingwerf. Het geld is voor Hendrick Jans Bos vanwege een codicil dat Trijntge Jans op 12.5.1652 voor Notaris de Haer in Leiden heeft laten maken.
in de wetenschap dat ze nooit meer naar huis mochten en voor zover de omstandigheden het toelieten, waren de schipbreukelingen in staat een normaal leven te leiden in Seoul. Behalve als de afgezant van de keizer van China in de hoofdstad was om belasting te innen. De Koreanen waren er bang voor dat men van hun bestaan op de hoogte kwam. Korea, China en Japan hadden een overeenkomst gesloten om hun grenzen gesloten te houden voor andere buitenlanders. Mochten er onverhoopt toch binnendringen dan moesten ze op grond van de overeenkomst gedood worden. De “zuidelijke barbaren” waren met hun kennis over kanonnen, geweren en oorlogsvoering te waardevol voor de Koreanen. Tijdens het bezoek van de gezant, een paar maanden na hun aankomst in Seoul, werden ze allemaal uit de stad weggestuurd en verbannen naar het fort op de Namhan berg, twee en dertig kilometer ten zuiden van de stad. Veilig uit het zicht.
In de lente van 1655 kwam weer een gezant van de Chinese Keizer de belasting halen in Korea. De Koreaanse beambten waren minder bevreesd over een mogelijk incident, rond de schipbreukelingen. Hoewel onder huisarrest mochten ze deze keer in de stad blijven. De bewaker was echter laks en op 21 april toen de gezant de stad verliet, trokken Hendrik Janse van Amsterdam, en Hendrik Janse Bos van Haarlem onder hun Koreaanse kleding hun Hollandse kleding aan en slopen weg. Eenmaal buiten de stad verborgen ze zich in het kreupelhout vlakbij de Hongje brug, ten noordwesten van de stad vlakbij de plaats waar de Chinese gezant zijn ceremoniële kleren verwisselde voor zijn reiskleren.[i] Toen het konvooi dicht bij kwam, kwamen de mannen tevoorschijn. Ze grepen met een hand de teugels van het paard van de gezant en met de andere trokken ze hun Koreaanse kleren opzij om de Hollandse eronder te tonen. In wanhoop probeerden zij hun situatie uit te leggen in de veronderstelling dat de gezant hen uit hun uitzichtloze situatie kon bevrijden . De gezant die er niets van begreep en behoorlijk perplex was, beval ze hem vergezellen zou naar zijn pleisterplaats om de zaak grondig uit te zoeken
Volgens het verslag over de gebeurtenis van de Koreanen ging het er iets anders aan toe. De Koreanen waren overdonderd door de poging tot ontsnappen. Om er achter te komen wie van de mannen ontsnapt waren, riepen ze onmiddellijk de Zuidelijke Barbaren ter appel bijeen. Twee van hen, Nam Puksan en Nam Ian, verschenen niet. Uit het rapport dat ze ontvingen van de afgevaardigde die belast was met de afscheidsbegeleiding, hoorden ze dat, terwijl Puksan ontsnapt was in het konvooi, Ian weg gerend was. Onmiddellijk ging er een bevel uit met een detachering soldaten de heuvels te doorzoeken rondom de Chang'ui poort. Lang duurde hun speurtocht niet.De hoofdstraten binnen de muren werden ook afgespeurd. Ian werd onmiddellijk ontdekt op de Tongsumon weg door soldaten gedetacheerd bij het oostgarnizoen die hem oppakten. Hij werd in een schandblok gezet en onder strikte afzondering opgesloten in de gevangenis.
Met Hendrick Janse Bos, alias Nam Ian, veilig in hechtenis, wachten de Koreanen de terugkomst van zijn handlanger, Hendrick Janse van Amsterdam , alias Nam Puksan, af. De details van zijn terugkeer worden opzettelijk vaag gehouden in de rapporten van de koninklijke secretaris zoals we kunnen zien uit het volgende: Puksan kwam gisteren onder onze hoede gedurende het uur van de aap [15:00 - 16:00 uur] waarop wij we de dienstdoende generaal van het algemeen directoraat bevalen om hem achter slot en grendel te zetten en streng te laten bewaken.[ii]
Hierna komt de aak niet meer voor in het archief van de koninklijke secretaris . De Shillok heeft ook nog een vermelding van de zaak. De notitie begint met de samenvatting over de achtergrond van de Hollanders en vervolgt dan:
... Toen de Ch'ing [Qing] afgezant kwam, legde een van hen, Nam Puksan, zijn klacht onmiddellijk voor aan de gezant op de grote weg, smekend om naar zijn eigen land teruggestuurd te worden. De Ch'ing gezant was erg gealarmeerd en droeg hem over aan dit land om tot nadere order vast gehouden te worden. Maar Puksan, zenuwachtig en somber, weigerde te eten tot hij stierf. Het hof was hierover erg verontrust maar de Ch'ing wonnen geen verdere inlichtingen in.
Er is verder geen enkele vermelding over de dood van Hendrick Janse Bos (Nam Ian). Hamel scheef in zijn verslag dat hij, ongeveer drie of vier maanden later, op hetzelfde moment over hun dood hoorde.
Na de ontsnappingspoging hing het leven van alle schipbreukelingen aan een zijden draadje. Ze werden nauwkeurig in de gaten gehouden en als de Chinese afgevaardigden er waren werden ze achter slot en grendel gehouden. Drie van de groep die heel goed Koreaans spraken, werden naar de zuidelijke kust gestuurd, onder voorwendsel dat ze als tolk moesten dienen na een schipbreuk van nog een schip. De echte reden was om de druk op te voeren bij de achterblijvers om zich goed te gedragen. Toen de volgende afgezant van de Chinezen kwam ontvingen de achterblijvers een brief van de drie. Daarin stond dat:”.... ende aldaer seer scherp bewaert worden, tot dien eijnde daer gesonden waren, dat bij aldien tartaersen Chain sulcx was ontdect geworden, ende ons had Comen opte eijsschen dat haer gouverneur alsdan soude schrijven dat sij na 't eijland vertrocken ende onderwegen gebleven, om haer alsoo te verduijsteren, ende In haer lant te houden.”
[i] Ledyard, Prof. G. The Dutch come to Korea pag 153 noot 3).
[ii] Ledyard pag. 61
Jacob Jansz
Geboren rond 1619 in Vleekeren.
Kwartiermeester op de Sperwer. Woonde in Saijsing.
Vertrok in oktober 1668 met de Nieuwpoort van Japan naar Batavia. In december 1669 vertrok hij van Batavia naar Nederland.
De plaats Vleekeren bestaat niet. Mogelijk identiek aan Flekkeroy 8 km ten zuiden van Kristiansand in Noorwegen. Vibeke Roeper geeft als geboorteplaats Flekkefjord, ook in Noorwegen, op.
Jan Claeszn,
Afkomstig uit Dordrecht.
Scheepskok op de Sperwer. Woonde in Namman. Overleden in Korea na 1667.
Aanvankelijk werd door de schipbreukelingen aangegeven dat hij in Korea was overleden. Pas 30 jaar later kwam de aap uit de mouw. Mattheus Eijboken en Benedict de Klerk verklaarde toen tegenover Nicolaas Witsen dat hij in Korea was achtergebleven vanwege het gezin dat hij daar had gesticht en in de verwachting dat er in Nederland niemand meer was die nog op zijn terugkomst zou rekenen.
Jan Pietersz
Geboren rond 1630. Afkomstig uit Heerenveen. .
Kwartiermeester op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Hij vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia en kwam met de Vrijheid van Batavia naar Nederland.
Hij vertrok uit Nederland op 6 november 1650 met de Vogelstruis als busschieter. Hij werd speciaal uitgezocht om mee te gaan met de eerste groep vluchtelingen omdat hij goed kon navigeren. Er is geen doopboek uit Heeren veen uit die tijd.
Paulus Jansz Cool
Afkomstig uit Purmerend, geboren voor 1625., overleed in juni 1654 in Korea.
Busschieter op de Sperwer.
Het is onbekend met welk schip hij naar Oost-Indië vertrok. Hij trouwde voor augustus 1646 met Sijntjen Pieters en kreeg met haar een zoon Jan Paulus Cool gedoopt 7 augustus 1646 in Purmerend.
Er zijn geen sporen meer gevonden van de vrouw en zoon van Paulus in het archief van Waterland noch van Paulus zelf
Reijnier Egbertsz,
Afkomstig uit Enkhuizen.
Schipper op de Sperwer.
Verdronk in augustus 1653 bij het eiland Jeju in Korea tijdens de stranding van de Sperwer.
Er werden in Enkhuizen twee Reijnier Egberts gedoopt. De eerste 14.4.1598 als zoon van Egbert Tymanszn en Aef Volkers en de tweede op 17.2.1608 als zoon van Egbert Maertens en Dieuw Cornelisdr.
Reijnier vertrok in april 1646 als schipper met Koning David van Nederland naar Batavia (fluit kamer Amsterdam 6.4.1646 19.09/6.10 Cape, 10.12.1646 Batavia). Het is niet bekend met welk schip hij terug kwam naar Nederland. Hij vertrok weer in januari 1652: als schipper met de Walvis van Nederland naar Batavia. Vertrek 3.1.1652 vanuit Texel. 7.5.1562/16.05.1652 Cape 23.7.1652 aankomst Batavia.[i] In deze vloot bevond zich ook het schip waarmee Jan van Riebeeck naar de Kaap voer. Vandaar dat een verslag aanwezig is in het daghregister van de Kaap. (DBNL)
Op 24 mei 1653 werd Cornelis Caesar van der Goes aangesteld als nieuwe gouverneur van Taiwan. Samen met zijn gezin vertrekt hij op 18 juni 1653, met Reijnier Egberts als schipper, met de Sperwer van Batavia naar Formosa. Zij arriveerde na een voorspoedige tocht op 16 juli 1653 op de reede van Taiwan. De bedoeling was dat het schip daarna terug zou keren naar Batavia maar Caesar besloot dat het schip de gereedliggende lading voor een schip dat niet was op komen dagen in most laden en naar Japan moest brengen. Het schip vertrok 30 juli 1653. Door een dagenlange storm leed de Sperwer 16 augustus 1653 schipbreuk op de kust van Korea.
19 oktober 1657: een Reijnier Egbertsz of zijn nabestaanden werden betaald fl 528:6 door de kamer van Zeeland.[ii].
[i] http://resources.huygens.knaw.nl/das/
[ii] NA VOC 1.04.01 invnr 104 scan 275
Sander Baskin
Geboren rond 1625. afkomstig uit Lith.
Busschieter op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Vertrok in oktober 1668 met de Nieuwpoort van Japan naar Batavia. In december 1669 vertrok hij van Batavia naar Nederland.
Zijn naam wordt ook gespeld als Basket en Boesket, Boequet.
In de doopboeken van Lith is hij niet terug te vinden. Vibeke Roeper geeft als geboorteplaats Leith in Schotland op. Bousquet is een veel voorkomende Franse naam.
Mattheus Eibokken
Afkomstig van Enkhuizen. Geboren rond 1634. Overleden na 1700
Barbier op de Sperwer. Woonde in Sunichien..
12.1667: met de spreeuw van Japan naar Batavia en 12.1667-7.1668 met de Vrijheid van Batavia naar Nederland. Het schip, van de Kamer van Amsterdam arriveerde op de rede van Texel op 13 juli 1668
Mei-december 1652: derde barbier op de Nieuw Enkhuizen van Nederland naar Batavia.. Lijfwacht van de Koning van Korea.
Waarschijnlijk is Mattheus na zijn terugkeer terecht gekomen in Alkmaar. Daar huwt een Mattheus Michiels IJbokken op 20.10.1668 in Alkmaar met Trijntje Willems en liet op 10.8.1669 in Alkmaar een dochter Catharina IJbocken dopen. Bij zijn huwelijk noemde hij zich jongeman afkomstig uit Middelburg. Onderzoek in Alkmaar levert weinig informatie op. Uit het echtpaar IJbokken/Willems worden verder geen kinderen geboren in Alkmaar. Wel worden er een paar vrouwen met de naam Trijntje Willems begraven zoals b.v. op 4.1.1670 en 6.2.1670. Er wordt verder ook geen Mattheus Michiels gevonden anders dan en Matheus Maghiesz die gehuwd met Anna Hermans en een zoon Michiel laat dopen op 25.8.1678 in de Grote of St. Laurenskerk van Alkmaar. Gezocht is in de DTB, de weeskamer, het notarieel archief. Als barbier of heelmeester moest men poorter zijn van de stad maar de poorterboeken zijn bewaard gebleven tot 1605.
Uit de verhalen die hij rond 1695 samen met Benedictus de Klerck verteld aan Nicolaas Witsen en die Witsen publiceerde in zijn boek "Noord en Oost Tartarijen behelzende een beschrijving van verscheidene Tartersche en nabuurige gewesten", blijkt dat Mattheus Alkmaar kent en een vergelijk trekt tussen de omvang van deze stad met die van het Hof van de Koning van Korea « witsen 2e dr I bl 59 »
Hij sprak en las goed Koreaans. Hij somde voor Witsen lange lijsten Koreaanse woorden op die Witsen in zijn boek publiceerde. Dit wordt beschouwd als het eerste woordenboek Nederlands-Koreaans. 24.1.1648 zijn te Ursem een Mr. Mattheus Michiels en zijn huisvrouw lidmaat. Zij vertrekken naar Schermerhorn .
Dirck Benedictus Klerck
Afkomstig uit Rotterdam. Geboren rond 1639. Overleden na 1709
Scheepsjongen op de Sperwer. Woonde in Sunichien..
Vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia en kwam met de Vrijheid van Batavia naar Nederland. Hoorde bij de eerste groep vluchtelingen.
Hij vertrok in april 1752 met de Zeelandia naar Batavia. Hij huwde 19.8.1668 in Hillegersberg met Maria Sijberts en kreeg met haar 7 kinderen. Benedictus Clercq, die kort geleden met het schip "de Vrijheijt" voor de kamer Amsterdam uit Oost-Indië is terug gekomen, machtigt Jan Tijssen van Buijren, schipper van Rotterdam op Middelburg, om van de kamer van de Oost-Indische compagnie aldaar 37 gulden 10 stuivers te innen. Dit bedrag is door Jan Michielsz uit Cambij, die met hetzelfde schip is terug gekomen, bij notariële akte , verleden voor notaris Willem van Ceulen te Amsterdam op 19/07/1668, aan hem getransporteerd. Volgens rekening van 1668 in het Kasteel te Batavia gesloten, zou het bedrag aan hem via de bewindhebbers van de Oost Indische compagnie uitgekeerd worden. Benedictus ondertekend met een kruisje.[i]
Hij vertelde Witsen over de walvisharpoenen die hij in Korea had gezien. Het waren Hollandse harpoenen die uit de huid van in Korea gevangen walvissen werden gehaald. Klerck wist dat heel zeker want in zijn jeugd had hij op een walvisvaarder gewerkt. De VOC deed niet aan walvisvangst, die walvissen moet hij dus in de Noordelijke wateren van Europa hebben gezien. Dat betekende dat er een noordoostelijke doorgang van Europa naar Azië moest bestaan. Bij het overlijden van zijn vrouw in 1709 lijkt hij nog in leven te zijn.
[i] SAR ONA invnr. 389 akte 163 BLZ 341 Notaris Jacobus Delphius 23.7.1668
Johannes Lampen
Afkomstig uit Amsterdam. Geboren rond 1630.
Assistent op de Sperwer. Woonde in Namman.
Vertrok in oktober 1668 met de Nieuwpoort van Japan naar Batavia. Vertrok in december 1669 vanuit Batavia naar Nederland en kwam daar in juli 1670 aan.
Een Johannes Lampe ( gedoopt A’dam Joannes 10 december 1630) werd op 5 september 1648 genoemd, samen met zijn broer Barend (gedoopt A’dam 14-10-1629) als erfgenaam van zijn grootvader Johannes van Ravensteijn, wonende bij Johannes Blaeu boekverkopen. Zij waren de zonen van Maria Ravensteijn[i] en geneesheer Barend Lampen[ii]. Uit het huwelijk zouden ook 3 dochters geboren worden. Het was de enige familie Lampen in die tijd in Amsterdam. 13 0ktober 1649 trouwde in Amsterdam een Johannes Lampe(n) met Jacomijna van Amelandt. Dat hij niet identiek is aan Johannes Lampen gedoopt in Amsterdam in 1630 blijkt uit de huwelijksintekening. Deze Johannes is 10 jaar ouder en afkomstig uit Bremen. Na zijn terugkeer heeft Johannes geen papieren spoor achter gelaten in Amsterdam. Een Johannes Lampe is in dienst van de VOC en tussen 21.2.1688 en 10 augustus 1688 aan de kust van Coromandel in het kasteel Geldria . [NA 1.04.02.8815 scan 46, 63, 105, 300] .en als koopman in 1692 ( NA 1.04.02. 887 t/m 893 missive door het opperhooft Joannes Lampe en den raet tot Palicol aen den gouverneur Laurens Pith en den raat tot Nagapatnam geschreven in dato 17 april 1692)
[i] SAA NA 5075 inventarisnr 1926 akte 208724
[ii] SAA NA 5075 inventarisnr . 577 akte 32866 dd 5.1.1631
Hendrick Corneliszn Molenaar
Afkomstig van Vreeland. Geboren rond 1629.
Schieman op de Sperwer. Woonde in Namman.
Vertrok in oktober 1668 met de Nieuwpoort van Japan naar Batavia. Vertrok in december 1669 vanuit Batavia naar Nederland en kwam daar in juli 1670 aan.
Volgens de dagregisters en andere correspondentie kwam hij uit Vreeland maar bij hun verschijnen in de Kamer van Amsterdam werd Vlieland genoteerd. In de NH doopboeken van Vreeland komt tussen 1625 en 1635 geen doopaantekening voor van een zoon Hendrick met een vader met de naam Cornelis. Toch leeft er een familie Molenaar in het gebied volgens het boek “Geuzen en papen: Katholiek en protestant tussen Vecht en Eem 1550-1800”[i]. Zij behoren tot de doopsgezinden en van hen zijn geen doopinschrijvingen. Een Cornelis Heijndricks Molenaar wordt genoemd in het Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 0843: Notarissen te Vreeland, 1648-1904 2370-0031 en 0041. Van Vlieland zijn de doopboeken bewaard gebleven vanaf 1635.
[i] Onder redactie van Henrik Michielse, Jan Out en Gerrit Schutte, Verloren , 2013
Jan Jansz Spelt
Afkomstig uit Utrecht. Geboren rond 1631.
Hooploper op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Vertrok in oktober 1668 met de Nieuwpoort van Japan naar Batavia. Vertrok in december 1669 vanuit Batavia naar Nederland en kwam daar in juli 1670 aan.
Jan Spelt is in 1651 met het schip Orangie van de kamer van Zeeland vertrokken naar Oost- Indië.
Zijn vader Jan Jansz van Asperen in de wandeling genaamd Spelt, is bericht dat zijn zoon op zekere tocht of voyage overleden is.[i] Op 10-01-1656 verleent Jan van Asperen, alias Jan Spelt, procuratie aan Francois Maes om tegoeden van zijn overleden zoon Jan Janss Spelt te ontvangen van de VOC in Zeeland. Na 1670 leeft er nog een Jan Spelt in Utrecht maar er is geen bewijs dat ze identiek zijn.
[i] Utrechts Archief NA Inventarisnummer:U036a011 10.1.1656 akte 2 Lucas van Vuyren
Govert Denijsz 't Hooft
Afkomstig uit Rotterdam. Geboren in april 1619. overleden na 1671.
Kwartiermeester op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia en kwam met de Vrijheid van Batavia naar Nederland. Hoorde bij de eerste groep vluchtelingen.
Hij huwde voor 1641 Maijken Jacobs Vermande en kreeg bij haar twee kinderen. Denijs geboren rond 1641 en Marij geboren voor 1647. De familie Vermande was lid van de Mennonisten gemeente “de Vamingen”. De dopen van de kinderen zijn niet teruggevonden maar blijken uit notariële stukken van o.a. de familie Vermande. Govert Denijs voer mee op de schepen van zijn zwager Francois Vermande die reder was voor de WIC. Op 1 december 1647 trad hij als weduwnaar in het huwelijk met Annetie Alewijns Pinckeveer. Ook bij haar kreeg hij zeker twee kinderen. Een dochter Marja en een zoon Alewijn. De familie van deze echtgenote waren eigenaar van een scheepswerf aan de Maas waar schepen gebouwd weren voor o.a. de Admiraliteit en de VOC. Ook deze familie lijkt doopsgezind te zijn. Govert had al veel gevaren en meegemaakt voor het vergaan van de Sperwer. Hij nam zijn zoontje Denijs mee naar Indië en ook mee aan boord van de Sperwer. Ook hij zal de schipbreuk overleven. ( zie hieronder). Annetje Alewijns Pinckeveer lijkt haar hoofd goed boven water te kunnen houden nadat Govert vertrok. Aanvankelijk handelde zij als huisvrouw van Govert Denijs maar rond 1660 veranderde dat in “de weduwe van”. Na zijn terugkomst handelde zij weer als “huisvrouw van”. Govert Denijs Thooft is in 1671 weer vertrokken zoals blijkt uit het testament van zijn dochter die hem benoemd tot haar erfgenaam maar iemand anders aanstelt om haar bezittingen te bewaren tot haar vader weer terug is uit Indië. Verder is niets meer over hem te vinden.
24-10-1641- Govert Denijs 't Hooft :Op de Nieuw Rotterdam van de kamer Rotterdam als bosschieter Nederland-Batavia. Hij heeft fl 100,00 schuld bij zijn oom Jacob Jacobsz de Buijs [i]
12. 1643-8.1644 Batavia-Nederland
1645 11 maart: Govert Dionijsz, burger alhier, 25 jaar oud, verklaart op verzoek van Elisabeth Jansdr, weduwe van Pieter Pietersz, dat hij in 1641 met Pieter op het schip "Nieuw Rotterdam" naar Oost Indien is gegaan en dat zij gezond in Batavia zijn gearriveerd, alwaar zij zijn overgegaan op het jacht "Ackersloot" naar Tuan. Pieter is daar op de fluit "De Meerman" gegaan en vandaar ziek aan land gekomen. Is vervolgens weer gezond op een Seneetse jonck gegaan en daarna op de grote boot die van Tuan vertrok en verongelukte nu ongeveer 22 maanden geleden. Govert verklaart ook nog dat zij het goed met elkaar konden vinden en dat zij allebei hielden van brandewijn en tabak. N.B. Govert Dionijsz tekent met Govert Denis. [ii]
1647 8 november: Govert Dionijsz weduwnaar van Maycken Jacobsdr Vermande, sluit een contract van huwelijkse voorwaarden met Annitgen Alewijnsdr Pinckeveer, bej. dr., geassisteerd door haar moeder Machteld Ariensdr van der Helm. Govert brengt in al zijn goederen actiën en bezittingen zoals beschreven op 27 oktober 1647, zoals de bruid ook zal laten beschrijven. Alle erfenissen die haar aankomen vallen buiten de gemeenschap van goederen en zal zij goed administreren[iii]
1649 12 februari: Claes Bartelmeessen van Douwenburch, cuyper 21 jr, Govert de Nijssen 't Hooft, 28 jr, Gerrit Engelen Bijl, 25 jr, en Lourens Dircxsz, 21 jr, verklaren op verzoek van Jan Jacobsz, schrijver en gewesen coopman op het schip de Bonte Koy vanwege de Westindise in de Mase, dat het hen bekend is dat de laatste op 10-12-1648 j.l. het schip de Bonte Koy mede moest verlaten, aangezien het scheepsvolk ziek was en uitgestorven en het niet raadzaam was verder te varen aangezien er al 3 voet water door lekkage in het ruim stond; Jan Jacobsz heeft zich met nog vier anderen bij schipper Melis Jansz gevoegd, die het schip heeft gered en geborgen[iv] »
1649 12 februari: Jan Jochems van Stripen, 35j., Pieter Willems Bouff, 30j., en Govert de Nijs, 28j., leggen een verklaring af op verzoek van Cornelis Joosten Tielen, coopman. Zij verklaren dat zij, varend op het schip 'de Hoop', met schipper Jan Claesz van Somerensjent, op Barbadus, bij de Kribusse Eijlanden, weten dat Bastiaen Jans, kuijper, kende, die op het schip 'het Casteel van Sluijs' voer, waar Jan Pieters van Tongeren schipper op was. Deze vertelde dat Jacques Doubre, aldaar, aan Jans vroeg gedistelleerde wateren te ruilen tegen toeback.[v][1].
1649 15 februari: Jan Barentsz, stierman op het schip de Hoope, en Govert de Nijs, bottelier op hetzelfde schip, zeggen op verzoek van Pieter Cocx, reder van het zelfde schip, dat zij op 7-1-1648 van Delfshaven uit de Maze zijn gevaren naar de Cripes-eilanden in Westindien met koopmanschappen, waaronder 200 halve oxhoofden met Delfts-Engels bier dat in Delft gebrouwen is. 4 maanden later komen zij aan op de Cripes-eilanden en merken dan dat dit bier bedorven en zuur is en niet te verkopen. Ook hebben zij geen retourhandel kunnen krijgen. Het bier dat bij brouwerij Van der Maerckt in Delft gebrouwen is, is nog een maand goed gebleven.[vi]
1649 16 februari De bemanning van het schip "de Hoop", aangekomen in het Goereese Gat, verklaren van de curatoren van de boedel van Frans Vermande, voortvluchtige, en Jan Verhaven, koopman, naar tevredenheid betaald te zijn voor hun gage/verdiensten aan boord. De genoemde bemanning (cq nagelaten familie) is: Jan Claesz van Somersent, eerst stuurman-later schipper; Jan Barentsz, constabelsmaat-later stuurman; Pieter Willemsz, hoogbootsman; mr Willem Smith, chirurgijn; Govert Denijs, bottelier; Jan Henricxsz Groen, Claes Bartholomeeus van Douwenburch, Laurens Dircxsz-allen bootsgezel; Cathalijntje Jans- weduwe van Jan Jansz de Reus, bootsgezel; Marinis Egbertsz, bootsmansmaat; Gerrad Engelen, timmerman; Aertjen Aerts-schoonmoeder van wijlen Cornelis Willemsz, kok; Simon Jansz bootsgezel-later kok; Elisabeth Robberts -weduwe van Thomas Tours, bootsgezel; Jan Jochumsz, constabel; Martin Libbrechtsz, jongen; Aryen Crijnen-vader/erfgenaam van Crijn Aryensz, jongen.[vii]
1649 16 april: Govert Denis, zegt dat hij aan Samuel Cottman, Engels koopman, schuldig is een som van 240 gulden, vanwege gekochte van wollen kousen bij hem. Hij belooft dit binnen 14 dagen te voldoen. Mocht hij echter in gebreke blijven dan mag Cottman bij hem goede Barbados taback, die hij onlangs uit Barbados heeft ontvangen meenemen tot aan het volle bedrag. De prijs van de tabak bedraagt 17 gulden per 100 pond. [viii]
1671 26 januari: Marja Goverts Thooft, ongehuwd, legateert aan haar vader Govert Deonys 't Hooft het vruchtgebruik van haar goederen. Tot haar erfgenamen benoemt zij voor de ene helft haar vader en voor de andere helft haar stiefmoeder Annetgen Alewijnsdr de Pinckevaar, haar broer Alewijn Govertsz 't Hooft en haar zuster Marja Govertsdr 't Hooft. Als voogd van haar minderjarige erfgenamen benoemt zij Pieter Kievit, doctor der bijde rechten. Mocht zij overlijden tijdens het verblijf van haar vader in Oost-Indië, dan zal de heer Kievit enige klederen van haar verkopen en bij terugkeer van haar vader het geld aan hem overhandigen.[ix]
[i] SAR ONA invnr. 371 akte 294
[ii] SAR ONA invnr. 264 f 225 f 345 Arnout Hofflant
[iii] SAR ONA invnr. 82 akte 85/295 Jan van Aller Azn
[iv] SAR ONA invnr. 127 akte 46/88 Nicolaas van der Hagen
[v] SAR ONA invnr. 588 akte 9 f 16 Adolf Gommelraet
[vi] SAR ONA invnr 588 akte 9 f 16 Adolf Gommelraet
[vii] SAR ONA invnr. 476 akte 108 f 186/187 Johan van Weel de oude
[viii] SAR ONA invnr 495 akte 148 f 239 Johan Troost Albertsz
[ix] SAR ONA Invnr 546 Blz.127/279 Notaris Isaac Troos
Denijs Goverts 't Hooft
Afkomstig uit Rotterdam, geboren rond 1641. Overleden tussen 6 november 1668 en 26.1.1671
Scheepsjongen op de Sperwer. Woonde in Sunichien.
Vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia en kwam met de Vrijheid van Batavia naar Nederland. Hoorde bij de eerste groep vluchtelingen.
Vertrok uit Nederland, samen met zijn vader Govert Denijs met de Nieuw Rotterdam naar Batavia..
1668 6 november : Deonijs Govertsz Thooft, jongeman, en zijn zuster Maria Goverts Thooft benoemen elkaar tot universeel erfgenaam. Maria wil dat Pieter Kievit, doctor in de beide rechten, haar nalatenschap zal administreren om die over te dragen aan de langstlevende. In het geval dat Deonijs buitenslands is en hij een erfenis krijgt moet Kievit die ook onder zijn hoede nemen.[i] Omdat zijn zuster Maria 26.1.1671 haar testament veranderd en zijn naam daar niet meer in voorkomt is het aannemelijk dat hij voor die datum is overleden.
[i] SAR ONA invnr. 535 akte 182/365 Isaac Troost
https://www.dbnl.org/tekst/hame003verh01_01/hame003verh01_01.pdf
Hendrick Dirckszn Hamel
Afkomstig uit Gorinchem, gedoopt 22 augustus 1630
Boekhouder op de Sperwer, woonde in Sunichien.
Vertrok in december 1667 met de Spreeuw van Japan naar Batavia. Vertrok november 1669 van Batavia naar Nederland. Aankomst juli 1670.
Hendrick Dickszn Hamel was de zoon van Dirck Fredericks Hamel en Margrieta Verhaar. Hij vertrok met de Vogelstruijs als busschieter in november 1650 naar Batavia en kwam daar in juli 1651 aan. Op 8 juni 1653 sloot hij vlak voor het vertrek van de Sperwer een lening af van 200 rijksdaalders bij de koopman Dirck Schoorl. Deze spande een proces aan om zijn geld terug te krijgen uit de verdiende gage van Hendrick Hamel die als assistent te boek staat. Op 15 januari 1662 werd in Gorinchem een notariële akte opgemaakt waarmee zijn erven de verschuldigde gage opvragen. Zijn erven zijn Johan zijn broer die in 1660 ook naar Indië is gevaren met achterlaten van een vrouw en drie kinderen, en Anna Maria Hamel zijn halfzuster wiens man Frederick Cloppenburg ook naar Indië is vertrokken en haar met een klein kind heeft achtergelaten. Zijn tegoed zou nog fl 230,10 zijn. Dit werd aan de familie uitbetaald. Hendrick schreef het verhaal over het vergaan van de Sperwer en deed daar een verslag bij over het leven en de gewoonten van Korea en het Koreaanse volk. Dat overhandigde hij op 11 december 1667 aan de Raad in Batavia. Na zijn thuiskomst vertrok hij weer redelijk snel in december 1671 met de Opmeer als boekhouder naar Tuticorin. Het schip kwam daar 28.7.1672 aan. Op de reis was een dode te betreuren. De kans is dus groot dat Hendrick levend is aangekomen. Hierna ontbreekt ieder spoor van hem. Hij was erfgenaam van zijn ongetrouwde neef Cornelis van Benschop. Als deze in februari 1692 sterft wordt geen rekening meer gehouden met het feit dat Hendrick zijn erfgenaam is. Zijn familie lijkt dus te weten dat hij overleden is of niet meer terug komt. Een genealoog uit de q8e eeuw heeft een aantal stambomen gepubliceerd waaronder ook die van de familie Hamel. Hij haalt daarin een aantal zaken door elkaar waarbij hij Hendrick Hamel laat overlijden maar daarbij de gegevens van het overlijden van Cornelis van Benschop invult. Waar en wanneer Hendrick Hamel is overleden is onbekend. In Gorinchem staat het Hendrick Hamel Museum waarin het verhaal over Hendrick en zijn familie verteld wordt
Copyright: V.C. Wikaart - Derkzen, december 2021