Het jachie Corea

De Halve Maen, het schip waarmee Hudson naar Amerika zeilde,was vergelijkbaar qua omvang en type schip. (foto replica Halve Maen museumkaart)
De Halve Maen, het schip waarmee Hudson naar Amerika zeilde,was vergelijkbaar qua omvang en type schip. (foto replica Halve Maen museumkaart)

Dat elk nadeel zijn voordeel heeft, begrepen de Heren XVII van de Verenigde Oost-Indische Compagnie als geen ander. Maar met de beste wil ter wereld leek het spoorloos verdwijnen van het jacht Sperwer, in 1653 op weg van Formosa naar Japan, niet op enig voordeel uit te kunnen lopen. Nadelen waren er genoeg te noemen. Het verloren gaan van een schip en zijn lading was een kostbare zaak en stak een spaak in het rad van de organisatie. Een vervangend schip moest immers uit Holland overkomen en het afschrijven van de lading van ca. 40.000 gulden drukte de winst. Het verlies van 64 mensenlevens was triest maar daar werden weinig woorden aan vuil gemaakt binnen de compagnie. Groot was de verbazing toen dertien jaar later in Japan mannen opdoken die afkomstig zeiden te zijn van die verdwenen Sperwer. Na de ondergang van het schip, in september 1653 op de kust van Korea, hadden zij dertien jaar min of meer opgesloten gezeten in dat land maar nu hadden acht van de zestien nog in leven zijnde schipbreukelingen kans gezien te vluchten en waren veilig in Japan aangekomen. Er moesten echter nog wel een paar zaken opgehelderd worden want wat was er gebeurd met het schip en zijn lading?

 

De Gorinchemse Hendrick Hamel was boekhouder aan boord van de Sperwer en dus dé man om de vragenlijst van de VOC naar eer en geweten in te vullen. Op zich niet zo’n probleem want de Sperwer was dertien jaar eerder grotendeels aan stukken geslagen op de rotskust van het eiland Quelpaard, zoals het op de Hollandse kaarten vermeld stond, en wat er nog van over was geweest, was door toedoen van een onzorgvuldige Koreaan tot nul gereduceerd, nadat hij een brandend stuk hout bij het buskruit had gehouden. De lading, die vooral uit veel hertenvellen bestond, was door het water grotendeels waardeloos geworden en wat er van was geborgen had de bemanning gekregen om zich zelf van noodzakelijke spullen te kunnen verzien door middel van ruilhandel. Nadat het zakelijke deel afgesloten was schreef Hendrick Hamel nog een verslag over het ongeluk en wat de bemanning vanaf dat moment had meegemaakt. Het lijkt er op dat hij in Korea was begonnen met het bijhouden van een vorm van dagboek. Hij was oprecht geïnteresseerd geraakt in de cultuur en historie van het land waarvan hij dacht de rest van zijn leven door te moeten brengen. Hij overhandigde een beschrijving hiervan aan de heren van de Raad van Indië die de schipbreukelingen op 30 november 1668 ontvingen in Batavia. Bewust of onbewust speelde hij daarmee de VOC bijzonder waardevolle informatie in handen, want wie in de westerse wereld wist ook maar iets van Korea in relatie tot handel af? De moordende concurrentie met o.a. de Engelsen, Portugezen, Spanjaarden en Denen draaide in grote mate op kennis. Kennis geeft macht. Niet voor niets waren kaarten en verslagen, zoals dit verslag van Hendrick, tot staatsgeheim verklaard. Niet dat Hendrick daar beter van werd. Hij was immers een werknemer en had dit in de baas zijn tijd geschreven. Dat dezelfde werkgever van het standpunt uitging dat over 13 jaar en 28 dagen gevangenschap geen salaris uitbetaald hoefde te worden omdat er immers niet voor hen gewerkt was, zou pas later blijken.

 

 

fragment van de kaart van Blaeu van Indië  met bij de blauwe stip het eiland Quelpaert ( bron: Nationaal Archief)
fragment van de kaart van Blaeu van Indië met bij de blauwe stip het eiland Quelpaert ( bron: Nationaal Archief)

 

Het verslag bereikte, als bagage van de eerste zeven schipbreukelingen die gerepatrieerd werden, in juli 1668 Amsterdam. Daar werd het ter hand gesteld van de Heren XVII. De commissarissen hebben de schipbreukelingen op 11 augustus uitgebreid ondervraagd en daarbij is ook een eventuele mogelijkheid tot handel met Korea ter sprake gekomen. De schipbreukelingen zagen in Korea niet alleen aan afzetgebied voor bijvoorbeeld wol, sandelhout, peper en kruidnagelen maar ook boden ze hun diensten aan vanwege hun kennis over het land, zeden en gebruiken en, ook niet onbelangrijk, de taal.

 

 

Resoluties van de Heren XVII 11 augustus 1668. (Bron NA Archief 1.04.02.106)
Resoluties van de Heren XVII 11 augustus 1668. (Bron NA Archief 1.04.02.106)

Dat de Heren XVII enthousiast waren over wat hen ter ore kwam, blijkt wel uit het feit dat ze het in Arnemuijden op de Vlaak klaar liggende jachtje van de Kamer Zeeland du moment de naam Corea te geven. Waarschijnlijk zagen op hun netvlies al de beelden van het schip Corea dat groots onthaald werd in een Koreaanse haven. De Corea zou met de voorjaarsvloot van 1669 vertrekken. Op advies van de commissarissen besloten zij ook de schipbreukelingen een tegemoetkoming te geven van tussen de 20 en 30 maanden gage en werd een correspondentie opgestart met Batavia over de eventuele handelsmogelijkheden. Maar het duurde zeker een jaar of twee tot daar een antwoord op zou komen. 

 

 

 

 

 

Maar had het vernoemen van het scheepje naar Korea iets opgeleverd voor de Heren XVII? Nee helemaal iets. Het journaal geschreven door Hendrick Hamel was al snel een uitgelekt staatsgeheim. Eind 1668 was het al uitgegeven door drie uitgevers in Holland en het bleek een kassucces. In 1670 was het al vertaald in het Duits, Frans en het Engels. De kennis lag dus op straat, maar het zou niemand ook maar een sou rijker maken. Korea was een gesloten land en bleef een gesloten land onder de afwisselende overheersing van China en Japan. Die landen hadden geen baat bij buitenlanders in Korea. Ze overtuigden de hoofden van de VOC-kantoren in hun land dat Korea een dusdanig arm land was dat het de moeite niet waard was om daar überhaupt naar toe te gaan en als de VOC het toch in zijn hoofd mocht halen om er een kijkje te gaan nemen ze er meteen op konden rekenen niet meer welkom te zijn in zowel China als Japan. De Heren XVII kozen eieren voor hun geld en besloten er maar van af te zien. Na bemiddeling van Japan kwamen de overige schipbreukelingen ook vrij en naar Holland terug. Eén had besloten in Korea te blijven en voor zo ver men weet is niemand ooit meer terug gegaan. Toch blijft er ruimte voor twijfel. Het was algemeen bekend dat een aantal mannen een relatie aangegaan was met een Koreaanse vrouw. Een speurtocht naar het verdere leven van de schipbreukelingen liep bij een aantal stuk op het feit dat zij binnen een jaar of twee weer vertrokken waren met de VOC en voor zo ver na te gaan nooit meer terug gekomen zijn. Misschien hebben ze toch nog op eigen kiel een weg gevonden naar Korea.

 

Bronnen:

Daghregisters Batavia 1650-1680

Dasregister

Nationaal Archief, 1.04.02.106

 

Copyright: V.C. Wikaart-Derkzen  31 oktober 2019