Geloof en bijgeloof zijn eeuwenlang hand in hand gegaan. Zo ook in Werkendam. In de kerkeraadsboeken van Werkendam komen met enige regelmaat verhalen voor over ruziënde mensen, meestal vrouwen, die elkaar beschuldigen van hekserij. Rond 1920 beschreef Cornelis van Oorschot in zijn herinneringen aan Werkendam ook een aantal verhalen over hekserij waaronder het volgende:
"Heksen lieten niet met zich spotten. Er dook een geval op in den Vissersdijk. Het gold hier een ziek kind met verdachte verschijnselen. Op raad van een der buren werd het hoofdkussen losgemaakt. En ja, daar had je het: een doodskransje van veren. Dit was toch wel het beste bewijs dat het kind betoverd was. Ook de heks was gauw gevonden. Dicht in de buurt woonde Vischmie, die bekend stond als een toverkol van de eerste rang.
Zij moest en zou het kind zegenen. Maar hoe haar in huis te krijgen? Want die kollen voelden als vanzelf aan waar het om te doen was.
Een der buren wist raad. Ze moesten een pot met water over het vuur hangen, daar een hand vol spelden indoen en die maar laten koken. Dan móest ze komen.
En ja, ze kwam: Ze kwam eens vragen hoe het met het kind ging. Ze had gehoord dat het zoo ziek was. Ze deden de deur achter haar op slot en de vader van het kind, bijgestaan door een troep familieleden, sprak haar aan.
Hoe het ermee gaat, lelijke toverkol, dat zal jij wel het beste weten. Zegenen het kind en vlug of je komt niet levend de deur uit. De familieleden zaten haar met dreigende ogen aan te staren en sommigen riepen ook om 't hardst: zegenen!
Het mens werd er confuus van en zei: maar mensen, wat praat je toch van zegenen? Ik weet warempel niet waar het om gaat: Wat denk je toch wel van me?
Maar ze riepen te meer en steeds dreigender: zegenen! Uit angst en radeloosheid liep ze ten laatste naar het bedje van het kind, boog zich eroverheen, raakte het hoofdje aan en prevelde iets. Dan zette ze zich op een stoel, uitgeput van emotie. Doch een paar van de familieleden stapten theatraal naar de deur, draaiden haar van het slot en zetten haar wijd open, waarbij één de knop ervan vasthield, daarmee te kennen gevende: verdwijn! waaraan Vischmie graag voldeed.
De familie was niet weinig trots op het behaalde succes en de buurvrouw op haar onfeilbaar middel. Het kind begon na een paar dagen op te knappen en is geheel genezen.
Vischmie, die nu al lang dood is, is haar naam van toverheks nooit kwijtgeraakt. Sommige oude mensen doen des winters, om den haard, nog vertelsels over haar."
Zou het na te zoeken zijn of en wat er echt gebeurd is?
Ik probeer aan de hand van zijn verhaal een spoor van een dergelijke gebeurtenis terug te vinden in de officiële archieven. Heeft Vischmie echt bestaan en wie was zij dan? Het kerkelijk gezag werd hier hoger aangeslagen dan het wereldlijk gezag. Bovendien is in de kerkenraadshandelingen een grotere kans iets terug te vinden omdat men daar makkelijker over elkaar ging klagen. Het verhaal werd in 1920 geschreven dus heeft het zich , als het al echt gebeurd is, waarschijnlijk in de 19de eeuw afgespeeld . Een speurtocht door de archieven volgt.
Het gonsde van de geruchten in het dorp. Op een bijeenkomst van de kerkenraad was een vrouw gekomen die haar beklag deed over het gedrag van een andere mannelijke lidmaat.
De man had een dochter die sedert enige dagen hysterisch was. Haar vrijer uit Sleeuwijk had daarop, op hemelvaartsdag, een toverdokter geraadpleegd in Gorinchem. Deze had de aanwijzing gegeven dat de heks die hiervoor verantwoordelijk was, de derde dag aan zijn huis zou komen.
Op de ochtend van deze derde dag ging een zusje van de "betoverde" de straat op en had een vrouw op straat openlijk uitgescholden en bedreigd. Deze vrouw, zich van geen kwaad bewust, ging na een uur naar het huis waar ook de zieke was, om te vragen naar de reden van deze onheuse bejegening. Daar aangekomen trof zij alleen de zieke, die in bed lag, haar vader en vrijer aan. Nadat zij het vertrek der zieke was binnen getreden, trachtten de vader en vrijer haar, eerst vriendelijk doch later met geweld, de onttoveringsformule over de zieke te laten uitspreken.
De vrouw wilde hieraan niet meewerken maar werd bij de keel gegrepen en met een groot mes werd gedreigd haar van het leven te beroven en in de vlammen te werpen. De takkenbossen voor het vuur werden ondertussen binnengedragen.
Nadat de, in doodsangst verkerende, vrouw verzekerd had niemand in het huis kwaad te willen doen en zij " niets liever wenschte dan dat God den zieke, op alle mogelijke wijzen mogt zegenen", werd zij "met vriendelijke woorden en aanbiedingen" het huis uitgelaten.
De vader van het meisje werd daarop door de kerkenraad verhoord en speelde de rol der vermoorde onschuld. Hij had niets gehoord of gezien. Na verdere ondervraging stelde de kerkenraad vast dat hij leugenachtige en slinkse antwoorden gaf, waarop de man besloot een verklaring af te leggen. De vrouw was aan huis geweest, doch er was niets verkeerds gebeurd. Hij vond het wel heel merkwaardig dat, na de visite van deze vrouw, zijn dochter volkomen hersteld bleek te zijn.
De vrouw was echter zo kwaad dat zij inmiddels bij de burgerlijke overheid een proces verbaal wegens smaad en bedreiging had op laten maken tegen de vader "als hoofd van het gezin". Daardoor ontstond ook buiten de Gemeente Werkendam grote opschudding. De kerkenraad besloot, dat als er werkelijk niets gepasseerd was, zoals de man vol bleef houden, hij ook, binnen 8 dagen een proces aan moest spannen tegen de vrouw, wegens laster. Hieruit zou dan zijn onschuld blijken maar dat deed hij niet. Dit werd door de kerkenraad gezien als een bekentenis van schuld, en eenparig werd besloten de kerkelijke tucht op hem toe te passen en hem het gebruik van het heilig avondmaal te ontzeggen.
In het archief van de arrondissementsrechtbank van 's-Hertogenbosch is het proces bewaard gebleven. De dagvaarding was gedateerd 18 juni 1860, en de terechtzitting 24 juli 1860. Ook hierin is een verklaring opgetekend van beide partijen, die van ongeveer gelijke strekking is met dat gene in de kerkenraadsnotulen genoteerd is, met dit verschil dat de aangeklaagde niet de vader van het meisje is maar haar minnaar, die de grootste boosdoener lijkt. Hierin wordt ook verteld waarom nu juist deze vrouw van hekserij verdacht wordt. Op 24 april 1860 had de zieke, die toen nog gezond was, samen met 3 andere meisjes op de dijk in De Werken gestaan, toen de vrouw haar naderde. De vrouw had haar bij de schouder gepakt en haar jak, dat opgewaaid was, naar beneden getrokken. Dit ziende hadden haar 3 gezellinnen het op een lopen gezet uitroepende: "Nu hebt ge het beet".
Thuis gekomen was ze terstond ziek geworden en had het vreselijk benauwd gekregen. Sedert dien had zij het steeds weer benauwd gekregen als zij de vrouw zag
of iets over haar vernam. Pas na haar zegening was plots de hele ziekte verdwenen. Bovendien had hij zelf proefondervindelijk vast kunnen stellen dat Vischmie echt een heks was. Hij was 's
avonds over de donkere Vissersdijk gaan lopen en had een zwarte kat gezien. Het gerucht ging dat Vischmie zich kon veranderen in een zwarte kat dus hij had het dier een flinke schop verkocht
waarna het hinkend vluchtte. De volgende morgen zag hij Vischmie lopen met haar arm in het verband.
Tegen Giliam van Dulst (de minnaar) werd een gevangenisstraf geëist van 1 maand, in eenzame opsluiting. De rechter sprak hem echter vrij, omdat naar zijn inziens te weinig bewijs was geleverd.
Waarschijnlijk was dit het laatste "heksenproces"dat in Nederland gevoerd werd.
Gaf ik een lezing voor een zaal vol oudere dames in Werkendam waarin ik ook dit verhaal vertelde. Door al die processtukken had ik natuurlijk ook de identiteit van Vischmie gevonden maar ik besloot mijn verhaal af te ronden met de opmerking dat ik haar identiteit niet zou onthullen omdat er mogelijk nazaten van haar in de zaal zouden zitten. Terwijl ik na afloop de zaal verliet, liepen voor mij twee gearmde oudere dames. Ik hoefde niet veel moeite te doen om te horen dat het over Vischmie ging. "Ze komt niet van hier dus ze zal wel niet begrijpen dat Vischmie echt kon toveren. Mijn moeder en oma hadden het er vaak over, dan moet het toch wel waar zijn."
Geraadpleegde literatuur:
Hans de Waardt; Toverij en Samenleving
Jean-Michel Sallmann; Heksen en Hekserij
Andries Visser; Werkendam ontdekt verleden
Kerkeraadboeken 1860 Werkendam. Streekarchief het Land van Heusden en Altena
C. van Oorschot; Herinneringen aan Vrouwendam.
Arr.rechtbank den Bosch, RAB inv.116.01.04.66
Copyright: V.C. Wikaart - Derkzen, september 2022